Rasomschrijving:
Land van herkomst: | Duitsland |
Oorspronkelijke taak: | vechthond, bullebijter, jacht op groot wild |
Huidige taak: | waak- en verdedigingshond, gezelschapshond |
Gemiddelde levensduur: | 10 jaar |
Gemiddelde schofthoogte: | reuen: 57-63 cm teven: 53 - 59 cm. |
FCI-classificatie: | Groep II (dogachtigen) |
Historie:
Net als zoveel van de huidige dogachtigen ligt
de oorsprong van de boxer waarschijnlijk in de Grieks-Romeinse oudheid.
Toendertijd was het gebruikelijk om met legioenen Molossers, zeer krachtige en
agressieve honden, ten strijde te trekken. De honden droegen harnassen en waren
bewapend met puntige halsbanden. Ook werd dit type hond gebruikt om op wilde
stieren en beren te jagen.
Naarmate de mens minder afhankelijk werd van de jacht en de gevechtstechnieken
verfijnder werden, moesten de taken van deze honden echter worden aangepast aan
het veranderen der tijd. Vechthonden bleef men wel fokken, maar nu ondermeer om
-ter vermaak van de mensen- het op te nemen tegen wilde dieren of tegen stieren;
het zogenaamde 'bullebijten'.
Aan het eind van de 19e eeuw werd in München een wit bullebijterteefje, genaamd
Alts Schenken, gedekt door Tom, een Engelse Bulldog. Hieruit werd Flocki
geboren, de eerste hond die onder de naam Boxer werd geregistreerd in het
Boxerstamboek.
Ter gelegenheid van de hondententoonstelling in München in 1895 werd het ras en
de naam Boxer ingevoerd.
In 1905 werd uiteindelijk de rasstandaard van de Boxer officieel aangenomen en
in 1925 werd het ras in Duitsland erkend als dienst- en politiehond.
Uiterlijk:
De boxer is een atletisch gebouwde, middelgrote hond, die een hoge mate van kracht en snelheid in zich verenigt. De droge spieren dienen goed ontwikkeld te zijn en duidelijk zichtbaar onder de huid te liggen. Het meest opvallende aan de boxer is zijn hoofd met de typische afgeplatte snuit, die een harmonische maatverhouding moet hebben met de schedel; de snuit mag nooit te klein lijken. De vacht is zeer kort, hard en stekelig en komt voor in de kleuren geel en gestroomd. De gele kleur komt voor in verschillende schakeringen, van donker-herterood tot lichtgeel. De gestroomde vacht kan licht tot donker gestroomd zijn, mits de grondkleur duidelijk gescheiden is van de zwarte stroming. Witte aftekeningen mógen, maar geheel of grotendeel witte boxers zijn niet gewenst en worden op tentoonstellingen ook niet toegelaten. Door zijn zeer korte vacht zonder enige onderwol kan de boxer soms wat kouwelijk zijn.
Gezondheid
Jammer genoeg is de boxer niet van kwalen en
aandoeningen gespeend gebleven. Zoals bij zoveel grote rassen komt HD veelvuldig
voor. Daarnaast hebben nogal wat (oudere) boxers last van spondylose (een
geleidelijke verbening van de ruggewervels) en ziet men nog wel eens wat
knieproblemen. Ook met bultjes is het uitkijken. Liever een keer te vaak naar de
dierenarts dan een keer te weinig, want de boxer is een hond die vrij hard voor
zichzelf is en die niet gauw geneigd is te laten blijken dat hij ergens last van
heeft.
Het typische snuiven dat boxers vaak vertonen bij opwinding wordt veroorzaakt
door hun korte snuit. Door die snuit is voorzichtigheid geboden bij
insectenbeten in het gebied van het gezicht en keel die zwelling veroorzaken.
De vachtverzorging van een boxer is een eenvoudige zaak: af en toe een
rubberborstel eroverheen of, beter nog, een vochtige zeemleren lap, en de hond
is weer het heertje.
De boxer is tot op hoge leeftijd speels en actief en veroudert dan vaak heel
plotseling. Dit gaat vaak gepaard met een totale vergrijzing van de vacht, wat
een zeer waardig uiterlijk oplevert.
Gedrag
'Prettig gestoord' is een uitdrukking die op
veel boxers van toepassing is. Het is een zeer actieve en onstuimige hond, die
een hoop beweging nodig heeft. En dan het liefst in de vorm van lange
wandelingen en ruige spelletjes, want de boxer is niet voor een kleintje
vervaard.
Daarnaast is de boxer enorm aanhankelijk. Als hij de kans krijgt zal hij, na een
drukke dag, de avonden genoeglijk op je schoot doorbrengen, verliefd blazend in
je oor of snurkend als een dragonder.
Hij is ook een beetje bezitterig, ziet regelmatig de noodzaak om zijn plaats in
de roedel veilig te stellen, oftewel in mensentermen: hij kan stikjaloers zijn!
Door hun onstuimigheid kunnen ze behoorlijk opdringerig overkomen, springend en
dansend om een beetje aandacht.
Zaak is het om deze uitbundige dieren van jongs af aan een goede, consequente en
vooral rustige opvoeding te geven. Niet zo'n heel moeilijke taak, want een boxer
is intelligent en leert snel en, misschien nog wel belangrijker, hij wíl het zo
graag.
Allrounder
De boxer is een zeer breed inzetbare hond. Hij
doet het prima op de gehoorzaamheidstraining, maar ook op het gebied van
behendigheid en waak- en verdedigingswerk staat hij zijn mannetje.
Het is met een boxer vaak balanceren op een dun lijntje. Sta je ze teveel toe,
dan maken ze daar gretig misbruik van, behandel je ze te hard, dan lopen ze
erbij als een geslagen hond en verliezen iedere interesse in de training. Een
boxer kan het beste op een rustige, afwisselende en positieve manier worden
getraind om tot goede resultaten te komen. Wat niet wegneemt dat een behoorlijke
correctie, als de situatie dat vereist, beslist niet uit de weg moet worden
gegaan.
Met andere honden kunnen de meeste boxers redelijk overweg. Ze spelen graag,
maar helaas weten niet alle honden het wilde spel van een boxer te waarderen. Ze
springen veel en hoog, soms over de hoofden van andere honden heen en maken erg
veel gebruik van hun voorpoten in het spel. Ook zijn er boxers die hun massieve
schedels gebruiken als een soort stormram, iets wat maar weinig andere rassen op
prijs weten te stellen.
Bij de reuen komen er soms wat dominante exemplaren voor die niet zoveel op
hebben met andere leden van het mannelijke geslacht. Deze honden moeten te alle
tijden goed onder controle van hun baas staan, want een vechtende boxer is iets
vreselijks. Ze vallen laag aan, zoals het een bullebijter betaamt, zijn zeer
vasthoudend en hebben de neiging om te blijven doorvechten, ook als de opponent
deemoedsgebaren vertoont.
Met kinderen daarentegen is deze wildebras meestal onvoorstelbaar voorzichtig.
Het is nooit verstandig om een ras in zijn geheel als 'kindvriendelijk' te
betitelen, maar als er één ras is die dit predicaat verdient, is het wel de
boxer. Zijn verdraagzaamheid tegenover kinderen is enorm, evenals zijn drang tot
beschermen. Wees voorzichtig met het straffen van uw kinderen als er een boxer
in de buurt is, de kans is groot dat hij het resoluut voor ze opneemt!